Honden gebruiken gebarentaal. Als hondenbezitter wist je dit natuurlijk al, maar nu is het ook bewezen. Uit een recente Britse studie blijkt dat honden daadwerkelijk gebruik kunnen maken van 19 verschillende gebaren om aan hun baas en gezinsleden duidelijk te maken wat ze willen.

Niet elke hond kent 19 gebaren. Hoeveel gebaren zij kent is onder meer afhankelijk van de vraag hoeveel gezinsleden er zijn. Hoe meer mensen de hond mee samenwoont, des te meer gebaren zij kent. Want bij de één werkt dit en bij de ander werkt dat. En dat weet jouw hond precies!

Wat wil je hond bereiken?

Een hond wil meestal één van vier doelen bereiken:

• Eten of drinken

• Uitgelaten worden/naar buiten gaan

• Spelen

• Geaaid worden.

Gebarentaal

Twee biologen aan de University of Salford School of Environment & Life Sciences in Manchester (Verenigd Koninkrijk) hebben 19 gebaren geïdentificeerd die honden gebruiken om van mensen te krijgen wat ze willen. En bovendien geven ze ons ook nog een extra gebaar als het ze allemaal te lang duurt. Of ze schakelen over naar een ander gebaar om ons een beetje in beweging te krijgen.

De 19 gebaren

  1. Rollen: de hond rolt op één kant van haar lichaam of op haar rug en legt borst, buik en lies bloot.
  2. Met het hoofd naar voren bewegen: de hond beweegt haar kop naar voren en omhoog.
  3. Met het hoofd naar onder: de hond beweegt haar kop onder een voorwerp of een mens.
  4. Op de achterpoten staan: de hond tilt de voorste poten op en gaat op de achterpoten staan.
  5. Kopbewegingen: De hond draait haar kop van de ene naar de andere kant, meestal tussen een mens en een heel belangrijk voorwerp.
  6. Schuiven van het lichaam: de hond schuift haar lichaam in korte bewegingen, meestal tijdens het omrollen.
  7. Poot in de lucht houden: dit doet de hond meestal als zij zit.
  8. Eén achterpoot optillen: de hond tilt een achterpoot op als zij ligt.
  9. Kruipen: de hond kruipt onder een voorwerp (of een menselijke arm).
  10. Speelgoed aantikken: de hond gooit het speelgoed naar voren in de richting van de mens.
  11. Op en neer springen: huppen op de plaats.
  12. Met de poot iets pakken: de hond beweegt haar poot richting iets van interesse (een speeltje of een bal).
  13. Met de neus drukken: de hond drukt haar neus tegen de baas aan of tegen een voorwerp aan.
  14. Likken: de hond likt mens of voorwerp.
  15. Een pootstand: de hond tilt haar voorpoot op en laat het op een voorwerp of een mens rusten.
  16. Pootstand -2: de hond tilt beide voorpoten van de grond en laat het op een mens of voorwerp rusten.
  17. Hoofdwrijving: de hond wrijft haar kop tegen mens of voorwerp.
  18. Bijten: de hond opent haar bek en bijt zachtjes op de arm van een mens.
  19. Een voorpoot optillen: de hond tilt voorpoot op en raakt mens kort aan.

Waarschijnlijk herken je wel een aantal gebaren en signalen!

De meest voorkomende gebaren

  • De kop van links naar rechts bewegen tussen voorwerp en de mens: dit gebaar werd gebruikt om alle vier doelen te bereiken.
  • Bewegen met de poot: dit werd meestal gebruikt om eten of drinken te vragen
  • Rollen: dit werd altijd gebruikt om lekker geaaid te worden.
  • De kop onder een voorwerp: werd altijd gebruikt om aan te geven dat er gespeeld moet worden.

Factoren die van invloed zijn op het aantal gebaren die een hond kent.

Niet alle honden kennen alle 19 gebaren. Er zijn twee factoren van invloed op de hoeveelheid gebaren een hond kent.

  1. Het aantal mensen in het huishouden: hoe meer mensen tot het gezin behoren, hoe meer gebaren een hond kent. Blijkbaar snapt de hond ook nog dat het ene gebaar bij de één werkt, en het andere gebaar bij de ander.
  2. Hoe lang een hond en een baas al samen zijn: hoe langer een hond tot een gezin behoort, hoe meer gebaren zij kent.

Conclusie

De hond en de mens begrijpen elkaar steeds beter: ze kunnen elkaars gedrag interpreteren en ze snappen precies wat de ander bedoelt of wil!

Inschrijven nieuwsbrief

Meld je aan voor de nieuwsbrief.

Nieuwsbrief